Avond bij W., flat. S. is er ook, op de bank.
Benjamin speelt in de kamer. W. zit ook te eten,
S. is al klaar.
Er ontwikkelt zich een conlict tussen W. en S.. Hij wordt steeds emotioneler met schelden, verzet tegen iets van W. en gooit opeens met veel geschreeuw een pak appelsap door de kamer, niet ver langs Benjamin (zonder erg op Benjamin te letten).
Benjamin schrikt heftig: zijn gezicht is even helemaal verstard met half open mond en. Wijde ogen, begint erbarmelijk te huilen (gaat door je hart om te zien) , pakt huilend en vragend gebarend het pak drinken en reikter wanhopig mee naar S., niet begrijpend. Ik pak hem voorzichtig op om te troosten, hij gaat even later van mij naar W. die hem verder troost (al zie ik er niet veel van).
Even later gaat hij in bad (ik doe hem in bad, klaargemaakt met mooie berg zeepsop).
Hij wil er nu wel in (eerder niet). Speelt zo'n 5 minuten, terwijl ik hem helemaal was (hij wil z'n bol niet nat, merk ik). Opeens vraagt hij iets wel 8 of 10 x: het blijkt dat hij de 2 rode zeilbootjes wil.
Hij laat ze heftig botsen met elkaar onder allerlei geluiden. Ik speel mee. Het spel verandert. Ik moet van mijn onderarm/hand een brug maken in het water. De bootjes gaan daaar over, naar de kant en weer terug. Ze moeten naar de 'machinedokter' (wasmachine). Ok, ik breng ze op de wasmachine en de dokter maakt ze weer beter, weer terug, over de brug, voorzichtig. Even later moeten ze weer eruit, nu naar de "stratendokter" (rij tegels). Weer beter, terug. Nu botsen ze niet. Meer maar varen wat, dan moeten ze weer over de brug, nu naar de ... Dokter (op de wandtegels) en later nog eens naar de "benedenstedokter" (onder water).
En dan waren ze beter.
Zijn gezicht sprak zo boekdelen.
De hele tijd is duidelijk merkbaat dat hij het nare voorval in de badkamer zit te verwerken. Ik hoop dat hij er niks aan overhoudt dan wijsheid.
>>> einde van dit bericht <<<